SUITE
Drawing Now Paris 2020
100 tekeningen
Twee kunstenaars, tekenaars, die elkaar respecteren en bewonderen besloten om een spannende samenwerking aan te gaan. Paul van der Eerden (Rotterdam, 1954) en Romy Muijrers (Roosendaal, 1990) vatten het plan op in ieder geval 100 tekeningen gezamenlijk te maken. In het werkproces geven zij elkaar de ruimte en tegelijk zijn zij onlosmakelijk aan elkaar verbonden doordat zij in gezamenlijke tekeningen werken. Het woord suite heeft vele betekenissen. Het samenwerkingsproject heeft de naam SUITE gekregen vanuit de voorliefde van beide kunstenaars voor muziek en poëzie. Ook is de betekenis als een kamer en suite van toepassing, een opeenvolging van kamers die met schuifdeuren van elkaar zijn gescheiden of juist met elkaar verbonden kunnen worden. SUITE geeft het werkproces weer en ook het voorgenomen onderzoek dat beide kunstenaars aangaan met dit project. Het onderzoek richt zich op de zoektocht naar de grenzen van de authenticiteit en de uniciteit. Zij stellen zich de vraag of het eigen handschrift oplost in de gezamenlijke tekeningen of is de authenticiteit zo krachtig dat die overeind blijft? In hoeverre beïnvloeden de kunstenaars elkaar na het maken van meer dan 100 tekeningen samen? Blijft je eigenheid overeind of gaan autonome tekeningen op die van de ander lijken? Wat leer je van het proces en van elkaar?
Romy Muijrers en Paul van der Eerden vertrekken in hun werk uit tegenovergestelde richtingen; Muijrers werkt vanuit huidafdrukken in grafiet, waar Van der Eerden in principe een aanzienlijke weerstand tegen heeft. Hij werkt vanuit de lijn, een compositie van lijnen die helder en krachtig zijn. De invulling van de vlakken komt in latere instantie bij hem aan de orde. Die zijn even helder en strak. Het is een manier van werken die hij al decennia lang naar alle tevredenheid hanteert. Dat schijnbaar smoezelige van Muijrers daagt Van der Eerden uit om van zijn wellicht platgetreden paden te geraken. In het project staat hij open voor verandering, vernieuwing en stelt hij zichzelf voor de keuze de vrijheid te pakken die Muijrers hem biedt in haar werk. Haar zachte, gearceerde, meanderende en dromerige vormen en vlekken bieden nieuwe wegen om een vaststaand handschrift open te breken en vernieuwing toe te laten, zonder dat de oorspronkelijke beeldtaal verdwijnt. Muijrers daarentegen wordt door Van der Eerden uitgedaagd om ruimte toe te laten, die in haar autonome tekeningen ver is te zoeken vanuit haar liefde voor het oneindige, het eeuwig durende of wellicht vanuit een Horror Vacui.
Er zijn ook overeenkomsten in het werk van de beide kunstenaars, hoewel zij in beeld enorm van elkaar verschillen. In de verbeelding van de duistere en melancholische kant van de mens vinden zij elkaar. Bij Van der Eerden is het de onverschilligheid, de absurditeit van het dagelijks leven, Spleen, het geweld in de menselijke omgang en de tragiek die inherent is aan de donkere melancholische kant van het menselijk bestaan.
Muijrers geeft dit zelfde melancholische gedachtegoed op een heel andere wijze weer. In haar tekeningen verdwijn je als toeschouwer in de donkere chaos waar geen houvast wordt geboden. Zij geeft niet haar mening in haar tekeningen, zoals Van der Eerden dat wel doet, maar neemt je op in een gevoelsstructuur die tegelijkertijd aantrekt en afstoot.
De kunstenaars vinden elkaar ook in hun liefde voor literatuur; bij Van der Eerden de meer klassieke literatuur (Shakespeare, Blake) en poëzie, bij Muijrers zowel literatuur als songteksten (The Band, Jeff Buckley, Sandy Denny). Op geheel eigen wijze voegen zij teksten toe aan hun tekeningen. In de samenwerking is het gebruik van de teksten een onderwerp van gesprek en onderzoek.
SUITE is een on going samenwerkingsproject dat nu al duidelijk heeft gemaakt dat Muijrers en Van der Eerden gelijkwaardig zijn aan elkaar. In de gezamenlijke tekeningen zijn zij beiden sterk aanwezig. Je ziet niet een gevecht tussen twee ego’s, maar een zoeken naar nieuwe mogelijkheden, een heen en weer bewegen tussen de verschillende werkmethoden die telkens weer tot een nieuw en verrassend resultaat leiden. Niet in de laatste plaats is het verrassend voor de kunstenaars zelf. In het proces zijn beide handschriften verenigd en tegelijkertijd sterk aanwezig. Soms lijkt er een derde persoon te ontstaan uit de samenvoeging van de handschriften en soms verenigen de verschillen zich in het werk.
SUITE is nog niet klaar ook al zijn er al meer tekeningen gemaakt dan de kunstenaars zich hebben voorgenomen. Het onderzoek is nog niet af en er is nu nog geen zicht op wanneer dat wel het geval is. Er valt nog te veel van elkaar te leren en gezamenlijk te ondernemen.
Diana Wind curator hedendaagse kunst Museum Rijswijk
Daydreamer
Je ne sais si je rêve en couleur. Je me souviens du jour blanc sans lumière, la nuit, l’hiver. M’attirent ce vert intense, ce jaune acide. Est-ce le colza du printemps confisqué, les feuilles d’arbres, dans une serre ? Ces couleurs me retiennent. Elles répondent à un gris organique, proliférant : partout, des traces, ou taches, maculatures. Brumes, nuées, fumée, perturbent ou mettent en relief. S’étendent, gagnent. À quoi répondent le rythme, l’asymétrie, la répétition de motifs, les lignes, compartimentage. À quoi répondent les phrases prises au vol à des chansons, transcrites. Parfois je sais où je suis. Une fois j’étais dans un tableau, c’était merveilleux. Les inconnus sont proches, occupés entre eux. Je n’entends pas ce qu’ils se disent. Je ne sais s’ils se battent, il y a là de l’énergie plus que de la tension. Certains dansent, cela se sent, pas de musique, mais on voit bien qu’ils virent et voltent, se déhanchent, leurs bras se lèvent. Cartoon. L’une, de dos, assise, tient sa tête entre ses mains. Tout bouge. J’aperçois cela derrière une barrière, je la découvre peinte en rouge. Au contraire, dans une architecture vide, l’ornement se déploie : volutes, cumulus, ailes d’oiseaux, strates, entrelacs, stalactites, labyrinthe. Rien n’a de début ni de fin, on ne peut que contempler la complexité, s’abimer. Je ne reconnais rien, je regarde, regarde encore. Le gris se durcit, se tend, se creuse. Des ombres passent. Je fais partie de ces gens qui ne se rappellent pas leurs rêves. Cela a changé récemment, mais il s’agit de cauchemars. Pas question, donc, de raconter mes rêves (j’ai toujours eu du mal à lire ceux d’autrui). Pourtant je vois ici des formes de songe réelles, échappées concrètes loin d’un quotidien qui les imprègne fort. Un nu féminin allongé, à moitié caché. Pourquoi les montagnes ne reposeraient-elles pas aussi ? Un tourbillon vrille l’espace. Pourquoi les nuages ne caresseraient-ils pas, autant que les cimes, ce corps exposé ? Il dort. Un vert jade, tendre, uni : s’y balancent des fleurs, y déferle une vague, ou son écume seule. Tulipe, ancolie, iris peut-être, je doute s’il s’agit de feuilles ou de plumes, d’ailleurs les tiges ne sortent pas de terre, s’agit-il d’algues au fond de l’eau ? Tout ondoie. Océan ou jardin me donnent une impression de paix. Un souffle ici léger, puissant là, rien ne l’arrêtera. Je tiens ces feuilles entre mes mains, me concentre sur le dessin. Me plonge dans un seul à la fois. Vertige. Tous ces signaux composent un ordre et désordre du monde, miroir de notre histoire, de notre condition. Il y a là des corps, membres, visages ; des axes, géométrie ; une densité mêlée. De l’eau, de l’air, la terre ; guère de végétal, animal, minéral. Le feu du rouge sang ? Dans chaque feuille, un va-et-vient, jusqu’à un certain point. Deux temps, enfin, pour qui, regardant ces dessins, rêve en plein jour : un avant, un après. Pas de réveil.
Anne Bertrand Paris Juli 2020 Daydreamer
Ik weet niet of ik in kleur droom. Ik herinner me de dag wit zonder licht, de nacht, de winter. Word ik aangetrokken door dat intense groen, dat zure geel. Is het het geconfiskeerd voorjaarskoolzaad, de boomblaadjes, in een kas? Die kleuren houden me vast. Ze zijn een antwoord op een organisch grijs, woekerend: overal, sporen, of vlekken, vegen. Mist, rook, wasem, ontregelen of doen beter uitkomen. Strekken zich uit, winnen. Waarop antwoorden het rythme, de asymmetrie, de herhaling van de motieven, de lijnen, compartimentering. Waarop antwoorden de zinnen geplukt uit overgeschreven liedjes. Soms weet ik waar ik ben. Eens bevond ik me in een schilderij, dat was fantastisch. De onbekenden zijn nabij, met elkaar bezig. Ik hoor niet wat ze zeggen. Ik weet niet of ze vechten, er is eerder energie dan spanning. Sommigen dansen, dat merk je, geen muziek, maar je ziet goed dat ze zwenken en zwaaien, heupwiegen, hun armen gaan omhoog. Cartoon. Eentje, op de rug gezien, zit en houdt haar hoofd in haar handen. Alles beweegt. Ik zie dat van achter een hek, waarvan ik merk dat het rood is geschilderd. Daarentegen, in een lege architectonische ruimte, ontvouwt zich het ornament: krullen, stapelwolken, vogelvleugels, lagen, vervlechtingen, stalactieten, labyrint. Niets heeft een begin of einde, je kunt enkel de complexiteit bewonderen, erin opgaan. Ik herken niets, ik kijk, kijk opnieuw. Het grijs wordt harder, wordt strakker, wordt hol. Schaduwen trekken voorbij. Ik behoor tot de mensen die zich hun dromen niet kunnen herinneren. Daar is onlangs verandering in gekomen, maar dan zijn het nachtmerries. Geen sprake van dus dat ik mijn dromen kan navertellen (ik heb altijd moeite gehad om over die van anderen te lezen). Maar hier zie ik reële vormen van dromen, ontsnapt, concreet, ver van een alledaagsheid waarvan ze doordrenkt zijn. Een languit liggend vrouwelijk naakt, half verborgen. Waarom zouden de bergen niet ook rusten? Een wervelwind wentelt door de ruimte. Waarom zouden de wolken – net als de toppen – dit blootgesteld lichaam niet ook strelen? Het slaapt. Een teer, effen jadegroen: hier wiegen bloemen, hier breekt een golf, of alleen zijn schuim. Tulp, akelei, iris misschien, ik twijfel of het blaadjes zijn of veren, de stengels komen overigens niet uit de grond, zijn het algen op de bodem van het water? Alles golft. Oceaan of tuin maken een vredige indruk op me. Een licht zuchtje hier, krachtig daar, niets zal het stoppen. Ik houd die tekenbladen in mijn handen, concentreer me op de tekening. Verdiep me in één tegelijk. Duizeling. Al die tekens vormen een orde en wanorde van de wereld, spiegel van onze geschiedenis, van ons lot. Er zijn lichamen, ledematen, gezichten; assen, geometrie; een versmolten densiteit. Water, lucht, aarde; weinig plantaardigs, dierlijks, mineraal. Bloedrood vuur? Op ieder tekenblad, een komen en gaan, tot op zekere hoogte. Twee tijden uiteindelijk, voor degene die deze tekeningen bekijkt en op klaarlichte dag droomt: een ervoor, een erna. Geen ontwaken.
Anne Bertrand Parijs Juli 2020
Vertaling Marij Elias Brussel
Ruimhartig en standvastig
Vanaf het moment dat Paul van der Eerden en Romy Muijrers met het project SUITE zijn begonnen, ben ik er vanaf de zijlijn bij betrokken geweest. De vraag van hen om voor deze publicatie een stuk te schrijven waar vooral mijn eigen mening over de gezamenlijke tekeningen naar voren komt, is voor mij lastig juist door die betrokkenheid. Ik kan de gezamenlijke tekeningen niet meer onbevangen bekijken. Het irritante is dat ik niet los kom van het zoeken naar wat van Van der Eerden en wat van Muijrers is als ik naar de werken kijk. Ik ken het werk van beide kunstenaars goed en heb hun beeldtaal in mijn geheugen staan. Als kunsthistorica wil ik duiden, structuur aanbrengen, indelen en verklaren. In het begin van de serie lukt dat nog wel; dan is het duidelijk dat Romy Muijrers werkt vanuit de vlek en Paul van der Eerden vanuit de lijn en het vlak. In Suite 009 en 047 overheersen naar mijn idee Van der Eerdens compositie, maar de ruimte die hij geeft aan Muijrers door haar vlekken te omarmen door die te omlijnen en de overwinning van Muijrers om de witte delen in de tekening niet in te vullen, is een staaltje geven en nemen op hoog niveau. Andersom zie ik bij Suite 22 een acceptatie van Van der Eerden van de chaos of het ontbreken aan structuur die van de tekeningen van Muijrers vaak zo’n spannende zoektocht maken. Je ziet een poging om door het aanbrengen van rasters en kaders om er toch een duidelijke compositie van te maken. Muijrers laat het hier toe en vlekt het niet weg. Maar na tekening Suite 88 lijkt het alsof er een nieuwe persoon is ontstaan en word ik gedwongen om mijn vooringenomen kijken los te laten en ze als werken van een onbekende, derde kunstenaar te beschouwen. Dat is verontrustend en bevrijdend. Vooral Suite 88 tot en met 90, 95 en 106 laten verrassend nieuwe composities zien waarin de Horror Vacui van Muijrers niet is verdwenen maar juist een meer evenwichtige vorm heeft gekregen. Er ontstaat hier een helderheid in de afwisseling van vormen, lijnen en kleur. Hier wordt niet meer gezocht, maar gevonden.
Wellicht hebben beide kunstenaars eenzelfde weg doorlopen tijdens het proces als ik tijdens het bekijken van de werken. Hoe vrij van geest en ruimhartig kunstenaars ook kunnen zijn, hun werk maakt deelt uit van hun eigen identiteit en die is af te lezen aan de beeldtaal die zij gebruiken. Bij Van der Eerden en Muijrers verschilt dat nogal. Van nature heeft Van der Eerden een afkeer van het werken vanuit vlekken, houdt hij van kleur, helderheid, lijnen en vlakken. Muijrers daarentegen verovert het witte vel door met de muis van haar hand en haar vingers zwarte vlekken aan te brengen. Zij vult het volledige vlak in totdat er echt geen spoortje wit over is en waarbij structuur lijkt te ontbreken. Haar tekeningen bestaan uit wervelwinden aan kleine voorstellingen die bijeen worden gehouden door tekstregels van popliedjes.
Toen Van der Eerden en Muijrers aan dit project begonnen was het van belang om eerst vast te stellen dat zij vanuit gelijkwaardigheid aan de gezamenlijke tekeningen werkten. Geen leraar en leerling verhouding ook al verschillen de kunstenaars aanzienlijk in leeftijd. De wederzijdse waardering voor elkaars werk was het uitgangspunt van de gelijkwaardigheid en het doel om te kijken of het mogelijk was de eigen beeldtaal zo te bevrijden dat er ruimte ontstond voor de ander en voor iets anders.
Naar mijn idee is dit doel bereikt doordat na vele tekeningen de beeldtalen samenvloeien tot die van een schijnbaar nieuwe niet bestaande persoon. De tekeningen zijn als een goed huwelijk waarbij de eigenheid van beiden scherper is gedefinieerd en er daardoor een eenheid is ontstaan waar geen wig tussen is te krijgen. Het zijn solide werken geworden. Een goed voorbeeld hiervan is tekening Suite 059 uit de Collectie Tony Copier. Helemaal herkenbaar als een tekening van beide kunstenaars, maar zo evenwichtig als nog niet eerder in deze reeks was ontstaan. Je zou denken dat dit niet mogelijk is, dat het eerst noodzakelijk is om bestaande vormen af te breken om ruimte te maken voor nieuwe vormen, een gedachte die is gestoeld op revolutionair denken. Van der Eerden en Muijrers zijn geen kleine revolutie aangegaan maar een vloeiende ontwikkeling van nemen en geven, gunnen en af en toe confronteren, want zonder wrijving geen glans.
Het project SUITE bestaat niet alleen uit het maken van gezamenlijke tekeningen, ook uit het doen van onderzoek bij verschillende musea in Nederland en in Frankrijk, ateliergesprekken met verzamelaars, conservatoren en kunstenaars die een verdieping hebben gegeven aan de samenwerking. Het toelaten van invloeden van buitenaf en het onderzoek geven de mogelijkheid om ruime te creëren in het werkproces wanneer er aan tekeningen wordt gewerkt. Dat is ook letterlijk te zien in de tekeningen Suite Moreau en Suite Picasso die gemaakt zijn naar aanleiding van bezoeken aan beide musea in Parijs.
Ik ben benieuwd wanneer Van der Eerden en Muijrers er een punt achter gaan zetten. Vinden zij dat het doel al is bereikt of is er nog zoveel meer te ontdekken? Voor mij mag het nog wel even door gaan ook al nadert de onderzoeksfase wellicht zijn einde. Samen en alleen ontstaan er bij beide kunstenaars fantastische tekeningen en zo lang de voorraad strekt, kan er hoop ik nog lang worden geleverd.
Diana Wind curator hedendaagse kunst Museum Rijswijk Oktober 2020
Ouvert à l’autre mais fidèle à soi-même
Dès que Paul Van der Eerden et Romy Muijrers ont entrepris le projet SUITE, j’y ai participé à titre d’observatrice. C’est pourquoi il m’est un peu difficile de rédiger, comme ils me le demandent, un texte exprimant mon opinion personnelle sur leurs dessins communs. J’ai du mal à porter un regard neuf sur les œuvres qu’ils ont réalisées ensemble. Lorsque je regarde ces dessins, je ne peux pas m’empêcher de chercher à savoir ce qu’a créé Van der Eerden et ce qui est de la main de Muijrers et cela me contrarie beaucoup.
Je connais bien le travail de deux artistes et j’ai bien saisi leurs langages visuels respectifs. Normalement, ma tâche d’historienne de l’art consiste à analyser, structurer, classer et expliquer. Pour le début de la série, c’est encore possible ; on voit clairement que Muijrers travaille à partir de taches tandis que Van der Eerden part plutôt du trait et du plan. Dans Suite 009 et 047, il me semble que ce sont les compositions de Van der Eerden qui dominent, mais l’espace qu’il laisse à Muijrers, en entourant ses taches de ses contours, et la victoire que remporte Muijrers en laissant les blancs dans les dessins, offrent un excellent exemple de leur capacité à se faire des concessions réciproques.
Par contre, dans Suite 022, je remarque l’acceptation par Van der Eerden du chaos ou de l’absence de structure qui font des dessins de Muijrers un passionnant voyage de découverte. On y perçoit une tentative de créer une composition claire par l’ajout de trames et de cadres. Ici, Muijrers le tolère et ne le dissimule pas sous des taches.
Cependant, après le dessin Suite 088, on a l’impression qu’une autre personne apparaît ; je dois bien abandonner mes idées préconçues et considérer ces dessins comme les œuvres d’un troisième artiste inconnu. Une expérience inquiétante et libératrice à la fois. Les dessins Suite 088 jusqu’à 090, 095 et 106 en particulier montrent de nouvelles compositions surprenantes, d’où l’« Horreur du Vide » de Muijrers n’a pas disparue mais, au contraire, a acquis une forme plus équilibrée. Apparaît alors une alternance nette des formes, des lignes et des couleurs. Ici, on ne cherche plus, on trouve.
Lors de ce processus, les deux dessinateurs ont peut-être parcouru le même chemin que moi lorsque j’observais ces œuvres. Les artistes ont beau être libres d’esprit et généreux, leur œuvre fait partie de leur identité et celle-ci s’exprime par leur langage visuel respectifs. Or, chez Muijrers et Van der Eerden, ces langages diffèrent nettement. De par sa nature, Van der Eerden répugne à procéder à partir de taches, il aime la couleur, la netteté, les lignes et les plans. En revanche, Muijrers s’empare de la page blanche en y imprimant des taches noires avec ses doigts et la paume de sa main. Elle remplit toute la surface jusqu’à ce qu’il n’y reste plus le moindre blanc, donnant ainsi l’impression que toute structure en est absente. Ses dessins se composent d’un tourbillon de petites représentations qui tirent leur unité de l’ajout de lignes de paroles de chansons pop.
Lorsque Van der Eerden et Muijrers ont entrepris ce projet, il était essentiel qu’ils soient sur un pied d’égalité pour travailler à ces dessins communs. Ils refusaient toute relation de maître à élève, malgré leur importante différence d’âge. L’estime réciproque du travail de chacun formait la base de leur égalité. Ils s’étaient donné pour objectif de voir s’il était possible de libérer son propre langage visuel au point de créer de l’espace pour l’autre et pour autre chose. À mon avis, ils ont réussi car, après de nombreux dessins, leurs langages visuels se fondent jusqu’à créer celui d’une personne apparemment nouvelle bien qu’inexistante. Leurs dessins sont comme un mariage harmonieux où l’individualité de chacun des époux devient plus nette, créant ainsi une unité indestructible.
Il en résulte des œuvres solides. Le dessin Suite 059, de la Collection Tony Copier, en offre un bon exemple. Il est parfaitement reconnaissable comme dessin des deux artistes, mais son équilibre surpasse tout ce qui avait été créé jusqu’ici dans cette série. On penserait que c’est impossible, qu’il est d’abord indispensable de briser les formes existantes afin de créer de l’espace pour de nouvelles formes, une idée qui s’appuie sur la pensée révolutionnaire. Van der Eerden et Muijrers ne se sont pas engagés dans une révolution mais dans l’évolution fluide d’une relation d’échange, de l’ouverture à l’autre, tout en s’affrontant parfois car, sans friction, il n’y a pas d’éclat.
Le projet SUITE ne se compose pas seulement de la réalisation de dessins communs mais aussi d’études dans divers musées aux Pays-Bas et en France, d’entretiens en ateliers avec des collectionneurs, des conservateurs et des artistes qui ont apporté de la profondeur à cette collaboration. Lors de la réalisation d’un dessin, l’ouverture aux influences extérieures ainsi que le travail de recherche permettent d’apporter de l’espace au sein du processus de travail. C’est très nettement visible dans les dessins Suite Moreau et Suite Picasso réalisés après des visites dans ces deux musées parisiens.
Je suis curieuse de savoir quand Van der Eerden et Muijrers mettront fin à leur collaboration. Estiment-ils qu’ils ont déjà atteint leur objectif ou ont-ils encore davantage à découvrir ?
En ce qui me concerne, ils peuvent encore poursuivre cette œuvre commune bien que la phase de recherche approche peut-être de sa fin. Ensemble ou seuls, ces deux artistes créent des dessins splendides et, jusqu’à épuisement des stocks, j’espère bien que leurs livraisons dureront encore longtemps.
Diana Wind Conservateur d’art contemporain Museum Rijswijk Octobre 2020 Traduction Annette Eskénazi Amsterdam
Hoogtij
When describing the SUITE collaborative drawings of Romy Muijrers and Paul van der Eerden, art historian Hans Locher said: The special joint drawings, in which the so very different imaginations appear provocatively as allies or counterparts or mysteriously immerse together in a wonderful medium.
SUITE is, ultimately, a conversation. In music, separate movements are coupled tonally. In poetry, different literary stems can be eventually formed into one voice.
Paul van der Eerden and Romy Muijrers’ pencils also engage in dialogue. Each artist breaks into the way in which the other draws. Not through interruptions, but through a creative dance in which two styles clash but finally converge. How can harmony be achieved in difference? How can two individual creative processes intertwine successfully?
SUITE is a conversation between the present and the past. Paul and Romy often refer to the visual language of artists that precede them. Indian Miniature’s anatomical approach. The uncanny calmness of Giorgio the Chirico’s meticulous, metaphysical paintings. The energetic mysticism of Gustave Moreau’s subject matter and William Blake’s illuminated printing. Japanese prints’ flat treatment of space. Fernand Leger’s geometric compositions, where long, cylindrical forms are emphasized, or Pablo Picasso’s oeuvre at length, intervened either humorously, anagramically, or using archival photographs as a basis for some collages.
SUITE is a conversation between figuration and abstraction. Certain shapes become recurring motifs. It is inevitable to wonder if the artists placed them as figurative elements or if our human stupendous pattern-recognition abilities push us to recognize figuration in the abstract. It is a conversation between clear outlines and soft volumes, colours and grey-scales. Lines delimiting anthropomorphic forms share the space with twirling shapes and corrugated patterns. At the same time, these shapes sneak onto the surface of the suggested bodies, adding visual layers and deepening the drawing. A dancer? A three fingered hand? A map?
SUITE is a conversation between the visual and the literary. Isolated, rhythmical figures accompany E.E. Cummings’ innovative use of punctuation. Fragments of ‘The Dancer’ by Philip Larkin epitomize the choreographic character of the drawings. Lines from William Shakespeare’s Hamlet, Richard III and The Tempest are pictorially explored. Is it so that the words guide the form? SUITE drawings are not illustrations of poetic subject matter, but visual and chromatic reinterpretations of language use.
SUITE is a conversation between spaces, both real and fanciful. Many drawings allude to Victor Hugo’s architectural fantasies. Floating castles connected by undulating tunnels, the depiction of implausible constructions, and architectural forms that evolve into abstract motifs. Inspired by George Perec’s ruminations on spatial concepts, the artists work with the ultimate authorial space: the page, first blank and then filled.
Starting as two individual hands the SUITE drawings slowly merge into symbiosis and and a third artist is born, drawing through collaboration.
Abril Cisneros
CHECK!MATE!
Vouwlijnen over het papier van Check! Mate! 032 delen het werk op in symmetrische lopende segmenten. In het papier is geknipt, en achter de achttien gaten die er in het blad zijn gemaakt is een nieuw vel geplakt. Er zijn schedels, beenderen en babyfiguren met levenloze gezichten op getekend. Om de geknipte gaten heen is een grote, gloeiende, grijze massa verbeeldt die het geheel met elkaar verbindt. Twee vleugels aan de bovenzijde van het papier maken het tot een levend wezen. Op de achterkant volgt een dubbel kruis van bruine tape het patroon van de gaten op de voorzijde van het papier. Naast het geplakte kruis staat de titel van het werk Check! Mate! 032 en de namen van de zes kunstenaars die aan de tekening hebben gewerkt: Paul van der Eerden, Katerina Christidi, Gilgian Gelzer, Michel Gouéry, Alexandre Leger en Romy Muijrers. Terwijl ik detekeningen uitvoerig bekijk kan ik het niet laten om, als in een wedstrijd met mezelf, een poging doen te raden wie wat heeft getekend en in welke volgorde.
Check! Mate! is ontstaan vanuit SUITE, het project dat Romy Muijrers en Paul van der Eerden zijn aangegaan in 2018. Wanneer Muijrers tijdens een atelierbezoek haar oog laat vallen op een door Van der Eerden afgeschreven tekening, besluit zij deze tekening af te maken en gaat ze verder waar Van der Eerden is gestopt. Het resultaat verrast hen beide en leidt tot een langdurige samenwerking en meer dan tweehonderd tekeningen. Voor Check! Mate! nodigden Muijrers en Van der Eerden vier Parijse kunstenaars uit om samen met hen, voortbouwend op SUITE, te werken aan een nieuwe serie tekeningen.
Het zijn kunstenaars die een liefde delen voor de tekenkunst, die zich bezighouden met dezelfde vragen, maar met andere antwoorden komen. De tekeningen die ze maken komen voort uit persoonlijke ervaringen, observaties en obsessies waarin ze zich laten sturen door intuïtie, het onverwachte of het onderbewuste. Zo maakt Katerina Christidi tekeningen terwijl ze wordt afgeleid door een telefoongesprek, werkt Gilgian Gelzer verder op de afdrukken die zijn tekeningen achterlaten op de stapel papier eronder en maken Alexandre Leger en Michel Gouéry veelvuldig gebruik van oud en bedrukt papier, waarvan ze de teksten, scheuren of kreukels laten meedoen in hun tekeningen. In Check! Mate! worden ze nog eens extra aangemoedigd en misschien wel gedwongen om het onverwachte toe te laten. De tekeningen die ze maken sturen ze rond, steeds naar een willekeurig gekozen ontvanger die zonder duiding of context doorwerkt op het ontvangen werk. Met als startpunt steeds een eigen interpretatie van het werk van degene die ervoor kwamen. Niemand kan voorzien hoe een tekening zal eindigen of welk verhaal het uiteindelijke werk zal vertellen.
Check! Mate! is als een spel dat wordt gespeeld op het papier. Bij SUITE bestaat er, omdat er met maar door twee personen aan wordt gewerkt, ruimte voor een zekere harmonie en hoe verder het project vordert, hoe meer de stijlen van Muijrers en Van der Eerden elkaar aanvullen of in elkaar overlopen. In teksten die er over het project zijn geschreven wordt gesproken over een symbiose1 of zelfs het ontstaan van een derde persoon². Nu het in Check! Mate! niet twee, maar zes handen zijn die hun sporen nalaten op het papier, ontstaan er nieuwe spelregels en wordt het op een andere manier gespeeld. De getekende beelden zijn de pionnen op het veld. Iedereen krijgt slechts één beurt, één kans om invloed uit te oefenen op de tekening, waarbij je als maker soms wel vijf zetten vooruit moet denken. De spelopties zijn eindeloos, maar het spel eindigt altijd na de zesde beurt. De regels zijn simpel, het resultaat is dat allerminst.
Check! Mate!, inmiddels bestaand uit zo’n vijftig tekeningen is een caleidoscoop van stijlen, verbeeldingen en situaties. Vele verschillende voostellingen die duidelijk niet van één hand zijn en die één persoon nooit had kunnen verzinnen. Het zijn complexe en fascinerende tekeningen die de kijker uitdagen (misschien wel tevergeefs) op zoek te gaan naar betekenis en samenhang. Sommige van de tekeningen zijn als een collage, een opeenstapeling van vormen en stijlen die samen een nieuw beeld vormen. Zoals Check! Mate! 003 waarin je de verschillende beurten kan onderscheiden, maar niet ziet in welke volgorde ze zijn gespeeld. Het is een rijk en complex werk waarin haast iedere centimeter is betekend. Anders dan Check! Mate! 015 waarin de gestapelde figuren en vormen zich aftekenen tegen een achtergrond van grijze balken met gouden randen. Ze lopen af naar een verdwijnpunt onder de vingertoppen van het geraamte. De lijnen lijken de achtergrond te vormen van de voorstelling die zich daarvoor afspeelt, maar wie beter kijkt ziet dat de gouden lijnen niet achter-, maar voorlangs het lichaam van de vrouw lopen. Dit gebeurt in meer tekeningen waar de verschillende lagen in elkaar overlopen, alsof ze vloeibaar zijn. De volgorde van tekenen is niet meer te zien.
Zo word je als kijker continu op het verkeerde been gezet. Steeds wanneer je denkt dat je weet hoe een tekening in elkaar zit, blijkt het toch anders te zijn. De makers spelen met de kennis dat je als kijker probeert hun zetten te doorgronden. Ze nemen je als zevende speler mee in hun spel. Alleen: alle beurten zijn al voorbij. De laatste zet is al gespeeld.
Check! Mate!
Stijn Kemper, 2023
Suite: To be continued…
Since 2018, Romy Muijrers and Paul van der Eerden have been working together on their Suite project, an ongoing series of intimately scaled drawings, mostly done in pencil, colored pencil and an occasional touch of gouache. The project got off to an accidental start when Paul handed Romy a drawing that he’d begun and asked her to finish it, entirely as she wanted. This initial four-handed drawing was interesting enough to make them want to experiment further, and today there are over 200 drawings in the series, several of which have been exhibited, namely at the Maurits van de Laar Gallery in The Hague, and at the Kunstmuseum in Bochum, Germany. Looking at the rich graphic diversity of these collaborative works, they appear to us as an encyclopedic testimony to the endless possibilities of line, color and composition, a celebration of the process of drawing. Before they met, and regardless of their difference in age, it could be said that Romy Muijrers (1990) and Paul van der Eerden (1954) were already kindred spirits. Not only are they both unequivocally devoted to and passionate about drawing, but the way in which each artist combines different drawing materials to structure, compartmentalize or saturate the space of the paper invites comparison. Prior to their meeting, Muijrers’ drawings could be described as sensual, labyrinthic landscapes in which desire and emotion find expression through the tumultuous interplay of line, texture, shape and shadow. Using only a graphite pencil and a colored pencil – often pink or a flesh tone – she obtains a full range of tonalities and creates multiple spaces that suggest perpetual movement, as if the different parts of the drawing were constantly readjusting themselves. Figurative imagery, body parts, musical notes and fragments of text are woven into these complex compositions, leading perhaps to the unfolding of a narrative in the viewer’s imagination. It has been written that Muijrers has an obsessive way of working, spending a lot of time on her drawings and “losing herself” in the process.* This has led her to push the boundaries of drawing beyond the sheet of paper by adding elements of collage and by drawing on to the surrounding space of the wall. In comparison, Paul van der Eerden’s work has a more controlled and crisp appearance. He has stated time and again that he does not work from ideas, but certain images or themes do reappear consistently in his work, such as schematic body parts that are stacked or arranged to create geometric motifs, repeating faces with wide-open eyes and gaping mouths, and splay-legged women or figures that are engaging in some form of sexual activity. Cartoonish and brutal, his drawings explore the full range of human emotions and behaviors. And yet, his finely crafted works on paper resonate with jewellike perfection. There appears to be no line out of place, no color or contour that looks incongruous or accidental. Small in scale, the drawings beckon the eye closer, arresting the gaze with their full range of textures, from the glistening intensity of densely overlaid graphite to the veiled haziness of delicately nuanced tones in colored pencil. Looking attentively at the drawings from the Suite project, the presence of each artist’s hand can be seen and felt in most of them. Muijrers’ graphite smudges and sensuous modelling of grey tones both fuse and contrast with Van der Eerden’s outlines and raw, stylized imagery. There are no rules for guiding the process of making these drawings. Densely packed kaleidoscopic compositions made up of interlocking shapes, body parts and cartoon-like motifs alternate with works that appear more “recognizable”, suggesting figures, portraits or landscapes. References to other artists abound, namely Maria Lassnig and Philip Guston, and certain drawings openly pay tribute to art history, revisiting works by Arcimboldo, Moreau, Victor Hugo, Picasso, Léger and De Chirico. Fragments of text are worked into several drawings, the visual impact of the drawn letters and words becoming an integral part of the composition. Both artists draw inspiration from literature and poetry, and Muijrers has mentioned the importance of the Oulipo group, l’Ouvroir de littérature potentielle founded by Raymond Queneau, for her work. The use of self-imposed constraints for the choice of text, or for the rearranging of passages from a favorite literary work, might resonate with the emotion of the day and set into motion the creative process. A drawing can be started or finished by either artist. Muijrers might begin by rubbing spots of graphite into the paper, around which Van der Eerden will then draw contours, or on the contrary, Van der Eerden might start a drawing by outlining a figure, which Muijrers will then transform and perhaps integrate into an elaborate, fictional landscape. The drawing could get passed back and forth several times, be rotated or turned upside down, be partially erased or have areas of color added to it. Sometimes, following a discussion, a drawing is made by only one artist. The presence of hands and fingers in several of the drawings, such as in Suite 009 and again in Suite 064, in which interlocking fingers connect what appear to be two opposing planets, or two artistic worlds, could be seen as testimony to both the collaborative nature of the project and the profound complicity between the two artists. The drawn hands and fingers could also allude to the notion of drawing as concept, the thinking hand taking the pencil on a journey across the paper’s surface. While there are many well-known artist “teams” and collectives spanning art history, from the famous collaboration between Rubens and Brueghel in the early 17th century up to the many artist couples and collectives working today, the originality of the Suite project resides in the capacity of both artists to remain consistently inventive, thus allowing the Suite to become an evolving entity with a life of its own. Both artists still maintain their individual practices, but they are in constant communication, visiting exhibitions and museum collections together, producing notes, diagrams and sketches that lead to the creation of drawings. Most recently, in a series called Suite: Cut-Ups, they’ve adapted an Oulipo technique as a way of taking a more experimental approach to drawing. Upon a sheet of paper smeared with graphite that he receives from Muijrers, Van der Eerden will make a loose pencil drawing inspired from a painting that they’ve both seen – a work by Fuseli, Ensor, Munch or Grünwald, to name only a few –; Van der Eerden will then show what he drew to Muijrers, who associates it with a poem by e.e. cummings; Van der Eerden will then select or rearrange the lines of poetry and integrate them into the drawing. Quick and scribbly in appearance, these works usher in a new direction for the Suite project. Cut-Ups refers not only to the rearranged poems, but also to the drawings. Van der Eerden has divided the paper in half, on one side making a drawing from a work of art, and on the other making a detail, or an enlargement from his own drawing. These close-ups, which aren’t recognizable as such at first, appear as separate drawings, and yet in combination with the text, the paired images could suggest a fragment from an unfinished comic strip, inviting the viewer to imagine the unraveling of events. The exchange between Muijrers and Van der Eerden is like a visual conversation, an epistolary drawing project in which each artist responds to what the other has done in a way that continuously explores the process of creating a shared mental space with tools as rudimentary as a graphite stick and a colored pencil. As viewers who’ve been following the evolution of the Suite project, plunging our gaze into these enigmatic thoughtscapes to seek out our own fantasies and desires, we might wish that we could also partake in the conversation and ask the artists: Dear Romy, Dear Paul, what’s next?
Diana Quinby, 2023
Over Romy Muijrers, Paul van der Eerden en hun tekeningenserie Suite
Een anatomische les die sensueel mag zijn
Misschien kent niet iedereen de naam van het spel, maar vast wel het spel zelf: cadavre exquis. Te vertalen als: mooi kadaver of prachtig lijk. In dit spel maak je samen een gedicht of tekening, zonder te weten wat de ander doet. Je tekent het hoofd van een figuur, vouwt je blaadje om zodat alleen het stompje van de hals nog zichtbaar is en dan gaat de volgende ermee aan de slag. Het is een ideaal spel tijdens een lange treinreis. De kunstenaars uit het surrealisme, die het cadavre exquis bedacht hebben, wisten er briljante gedrochten, hemelkoninginnen en spookverschijningen mee te maken. Toch is het als het erop aankomt niet mijn favoriete kunst, misschien juist vanwege dat gedoe met verrassingseffecten.
Gelukkig pakken Romy Muijrers en Paul van der Eerden het cadavre exquis anders aan, altijd in het volle daglicht en met open vizier, zonder iets voor elkaar te verhullen. Zij wentelen en ontleden de figuren die zij op papier tevoorschijn roepen, dat prachtige lijk, in een speels opgevoerde dans of anatomische les, die macaber is, maar ook sensueel mag zijn. Het papier wordt een vel, dat van de één naar de ander schuift; waar het potlood van de één en dan weer dat van de ander overheen streelt, iets aanvult of zachtjes bekrast, er eigenzinnig mee aan de haal gaat, vrijmoedig en soms ook wreed, want beide kunstenaars beheersen de vrije vlucht. Ze regisseren een onderdompeling in de kunst, stijgend en dalend, zowel mentaal als fysiek. Hun potlood opent speelruimte voor de geest. En kruipt onder de huid. Meestal is dit potlood grijs, maar soms ook roze of rood, of van een heel luchtig geel zoals citroenijs; het kan groen zijn zoals de aderen in je hand; blauw zoals een blauwe plek.
Paul is 68, Romy is 32. Sinds een jaar of vijf maken zij deze gemeenschappelijke tekeningen onder de naam Suite, herinnerend aan een kamer-en-suite of een muziekstuk, een suite waarin melodieën zich met elkaar verstrengelen maar ook, zo stel ik me voor, waarvan de geluidsgolven tot in alle uithoeken van beide kamers stromen: de kamers van het hart en van de ziel. Het is een wonder hoe hun werk met elkaar versmelt; hoe hun afzonderlijke signatuur verdwijnt in vlekken en lijnen, contouren en verfijnde arceringen, hoe figuren zich in een enkel geval letterlijk als de vingers van twee handen in elkaar vlechten. Een wonder? Toen ik dat tegen Paul zei, antwoordde hij: ‘Ik vind het ook wel leuk ja.’ Prettig onderkoeld, gezien de romantische reikwijdte van dit werk, dat ook gevoed wordt door schrijvers zoals Proust, op zoek naar de verloren tijd. Maar Paul haast zich daaraan toe te voegen dat hij als tiener eens te meer gegrepen werd door de ontnuchtering van naoorlogse romans waarin de toekomst kaal en hard is, zoals bij Orwell en Sartre.
Romy vertelt dat ze elkaar leerden kennen op een masterclass tekenen. Zij arriveerde daar op haar hoede, gewaarschuwd voor een wat oudere, bozige man. De zoon van een slager, ook dat nog. Ik voel me niet al te bezwaard dit laatste te onthullen, aangezien mijn eigen grootvader in Hongarije eveneens slager was, maar dit terzijde. Romy vond Paul niet bozig; wél scherp, eerlijk en onbevreesd voor de destructieve kanten van het bestaan. Die zag zij zelf ook onder ogen in haar werk. Ze tekende met nero-potlood, intens zwart. En werkte, ook toen al, met vlekken: de afdruk van haar eigen gepigmenteerde huid op het papier. Daarin schuilt, zoals zij zelf erkent, een poging uit de cocon van het lichaam te breken; de existentiële eenzaamheid te bezweren en het beperkende onderscheid op te heffen tussen binnen- en buitenwereld. Paul zegt daarover: ‘Wij kunnen ruiken en horen, voelen en kijken, maar de waarneming blijft beperkt. Je hebt een hoofd vol gedachten en maar twee gaatjes waar je de wereld door ziet.’
In hun tekeningen ontstijgen Romy en Paul zichzelf, wervelend. Op het papier dat zij elkaar toeschuiven, heerst schemering, maar dit is een zinderende schemering, vol mogelijkheden en emoties, doorschijnend zoals gepolijst marmer. Hun tekeningen activeren de bladspiegel en lokken schimmen aan de oppervlakte. Bij hen heerst het blauwe uur, l’ heure bleue, ook wel l’heure exquise, als het daglicht wordt weggewist door de nacht of juist opstijgt in de morgen, het uur tussen hond en wolf, vol verwachtingen en bedrieglijke waarnemingen.
Er bestaat een klein tekeninstrument dat de naam doezelaar draagt. Dit is een kruising tussen een wattenstaafje en een potlood, met een kleurloze punt van dicht opgerold papier. Een toverstafje in mijn ogen, maar Paul vertelde dat het op de kunstacademie als nepper werd beschouwd, een héle foute klassieke techniek om lijnen mee te verzachten. ‘Ik gebruik hem wel’, zei Paul, ‘maar slechts heel af en toe.’ Alsof hij er toch nog voor terugdeinsde. En waarom moet ik dat nou weer verklappen? Omdat het zo tekenend is, denk ik, voor de vrijheid die Romy en Paul in elkaars werk vinden. Zij zijn niet bang. Niet voor de schoonheid van lijn en vlek en de suggestie van wolkenformaties, niet voor het cartooneske en groteske, al is hun werk te doorwrocht om stripachtig te heten. Hun arceringen draaien om elkaar heen als gemagnetiseerd ijzervijlsel, maar soms vallen er open plekken of zie je een ritme dat naar geheime regels luistert.
Romy introduceerde de Pereciaanse werkwijze, geïnspireerd door de schrijver George Perec, die slechts één klinker in een kort verhaal gebruikte, de e, nadat diezelfde klinker in een van zijn boeken juist geheel verdween. Zo zijn er tekeningen in de Suite waarin de kleur roze domineert, maar geen enkel roze vlakje tegen een ander aanligt. Romy en Paul stellen hun eigen regels, speels en streng, wreed en teder, tot en met het exquise gebruik van de doezelaar aan toe.
Wilma Sütö
Openingswoord bij Pictura Dordrecht, zaterdag 1 april 2023